FPU slaat alarm: nieuwe wet dreigt politieke vervolging van journalisten mogelijk te maken

In een recent gepubliceerde consultatie spreken we samen met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en NDP Nieuwsmedia onze grote zorgen uit over een nieuw wetsvoorstel dat het ‘verheerlijken van terrorisme’ strafbaar stelt. Deze wet is onvoldoende afgebakend, onnodig en gevaarlijk voor de persvrijheid. Journalisten riskeren vervolging voor normale verslaggeving, zoals het tonen van beelden of het citeren van betrokkenen. Internationale voorbeelden tonen daarbij aan hoe vergelijkbare wetten misbruikt worden om kritische stemmen, waaronder journalisten, het zwijgen op te leggen. De organisaties waarschuwen voor een chilling effect op het publieke debat en roepen het kabinet op het voorstel in te trekken zolang er geen duidelijke waarborgen en heldere definities zijn.
Onvoldoende noodzaak, proportionaliteit en afbakening
Het wetsvoorstel maakt drie uitingen strafbaar, met straffen die kunnen oplopen tot 3 jaar of een geldboete van tienduizend euro:
- Verheerlijking van terrorisme.
- Verspreiden van verheerlijkende geschriften.
- Openlijke steunbetuiging aan terroristische organisaties.
Deze bepalingen komen bovenop bestaande wetgeving tegen opruiing, haatzaaien en groepsbelediging. Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) mag de vrijheid van meningsuiting alleen worden beperkt als de wet strikt noodzakelijk, proportioneel en duidelijk afgebakend is. Het voorstel voldoet hier niet aan: definities zijn vaag, afbakeningen ontbreken, en er is geen specifieke bescherming voor journalisten of hun bronnen.
Risico voor journalistieke praktijk
Door de brede formuleringen kunnen alledaagse journalistieke werkzaamheden onder de strafbaarstelling vallen, zoals het publiceren van een foto van de vlag van een terroristische organisatie of het afnemen van interviews over aanslagen. Met dit voorstel kan een journalist dus worden aangeklaagd en vervolgd, ook als hij of zij gewoon verslag doet van de feiten.
Daarnaast is het onderscheid tussen begrippen als ‘verheerlijken’ en ‘vergoelijken’ onduidelijk, en ontbreken definities van wat een ‘terroristische organisatie’ is. Dit maakt de toepassing van de wet onvoorspelbaar en gevoelig voor politieke willekeur. Het publieke debat over wat steunbetuiging aan terrorisme inhoudt laat zien dat opvattingen daarover sterk uiteenlopen: zo wordt al in vier Europese landen naar klimaatactivisten verwezen als ‘ecoterroristen’, en blijkt ook in de Tweede Kamer dat er nogal verschillend gedacht kan worden over wat geldt als een steunbetuiging aan een terroristische organisatie. Recente voorbeelden betreffen VVD-fractievoorzitter Dilan Yesilgöz die het delen van een foto met een watermeloen kwalificeerde als steunbetuiging aan Hamas, PVV-fractievoorzitter Geert Wilders die duizenden deelnemers aan het Rode Lijn-protest beschreef als ‘voor Hamas’.
Ook richting de pers gelden dit soort beschuldigingen steeds vaker. Zo beschuldigde BBB-fractievoorzitter Caroline van der Plas AD, Trouw en ANP ervan ‘terrorisme te bagatelliseren’, en werden er door de BBB Kamervragen gesteld nadat de NOS schreef dat Hezbollah-leider Hassan Nasrallah door zijn achterban gezien werd als een ‘charismatisch man’. Deze voorbeelden laten zien dat ‘verheerlijking van terrorisme’ kan afhangen van de politieke situatie van dat moment, en maken duidelijk welke uitspraken straks strafbaar kunnen zijn onder de nieuwe wet.
Gebrek aan onderbouwing en misbruik antiterrorismewetten
Het kabinet motiveert de noodzaak van de wet vooral met algemene verwijzingen naar AIVD-rapporten over radicalisering en opruiende berichten op sociale media. Er is geen analyse van concrete gevallen waarin bestaande wetgeving tekortschiet. Ook ontbreekt een uitleg waarom de gekozen sancties proportioneel zijn. Dat is niet in lijn met de vereisten die Europese en internationale mensenrechtenorganen vragen van antiterrorismewetgeving.
In het buitenland blijkt al dat onze zorgen niet onterecht zijn en zijn er verschillende voorbeelden van vage antiterrorismewetgeving zoals deze, die geleid heeft tot inperking van de persvrijheid. Zo werd in Frankrijk journalist Ariane Lavrilleux vervolgd in een antiterrorismeprocedure omdat zij weigerde haar bronnen te onthullen in een onderzoek naar Egyptische militaire acties. Fotojournalist Yoan Jäger-Sthul werd gearresteerd en langdurig geobserveerd na verslag van een milieuactie. In Turkije word vergelijkbare wetgeving gebruikt om journalisten te bestraffen voor het publiceren van publieke informatie over ambtenaren. Internationale journalisten, zoals Joakim Medin, zijn eveneens slachtoffer.
Chilling effect op pers en publiek debat
Wij vrezen dat het wetsvoorstel een chilling effect veroorzaakt: journalisten en anderen zullen uit voorzorg bepaalde onderwerpen mijden, uit angst voor vervolging. Dit beperkt het publieke debat en de mogelijkheid van de pers om misstanden te belichten. Internationale en Europese mensenrechteninstanties waarschuwen al jaren voor dit effect bij antiterrorismewetgeving. Het wetsvoorstel creëert in Nederland dezelfde risico’s als in landen waar persvrijheid door antiterrorismewetten is ingeperkt.
Volgens FPU, NVJ en NDP Nieuwsmedia is dergelijke wetgeving alleen acceptabel als er:
- Duidelijke en ondubbelzinnige definities zijn van kernbegrippen als ‘verheerlijking’, ‘terrorisme’ en ‘indirecte link’.
- Waarborgen zijn ingebouwd die misbruik tegen journalisten en andere publieke stemmen voorkomen.
- Een aantoonbare en urgente maatschappelijke noodzaak bestaat, onderbouwd met cijfers en feiten.
- Sancties en opsporingsbevoegdheden in verhouding staan tot de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting.
Zolang aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, verzoeken wij het kabinet dringend het wetsvoorstel in te trekken.
Wat kun je doen?
Ga naar de consultatiepagina van deze wet en laat een (anonieme) reactie achter tegen dit conceptwetsvoorstel.